Ford Ka+: Wat te doen bij pech

Ford Ka+ | Ford Ka+ III (B562) Instructieboekje | Wat te doen bij pech

Alarmknipperlichten

Missing Image De schakelaar voor de alarmknipperlichten bevindt zich op het instrumentenpaneel.

Gebruik de alarmknipperlichten als uw auto een veiligheidsgevaar vormt voor andere weggebruikers.

De alarmknipperlichten in- of uitschakelen

Missing Image Druk op de knop om de alarmknipperlichten in te schakelen.

Druk opnieuw op de knop om de alarmknipperlichten uit te schakelen.

N.B.: Alle richtingaanwijzers knipperen.

N.B.: Door langdurig gebruik van de alarmknipperlichten kan de accu leegraken.

N.B.: Afhankelijk van toepasselijke wetten in het land waarvoor de auto is gebouwd, kunnen de alarmknipperlichten worden ingeschakeld wanneer u hard remt.

Waarschuwingslamp alarmknipperlichten

Missing Image Knippert wanneer u de alarmknipperlichten inschakelt.

N.B.: Een toename van de knipperfrequentie wijst op een defecte gloeilamp van een richtingaanwijzer.

Brandblusser

In de kofferruimte bevindt zich een houder voor de brandblusser.

Gevarendriehoek

Er is ruimte vrijgemaakt in de bagageruimte.

Brandstofafsluiter

WAARSCHUWING

Als brandstoflekken na een aanrijding niet worden geïnspecteerd en zo nodig gerepareerd, kan het risico van brand en ernstig letsel toenemen. Ford Motor Company raadt aan het brandstofsysteem na een aanrijding te laten controleren door een erkende dealer.

Auto's met airbag

Als uw auto wordt uitgeschakeld na een botsing, kunt u de auto opnieuw starten:

N.B.: Neem contact op met uw erkende dealer als uw auto niet opnieuw start na een ernstige botsing.

Auto's zonder airbag

Locatie - 4-deurs

De schakelaar om de brandstofpomp uit te schakelen bevindt zich achter een toegangspaneel rechts in de bagageruimte. Op de schakelaar om de brandstofpomp uit te schakelen zit een rode resetknop.

Locatie - 5-deurs

De schakelaar om de brandstofpomp uit te schakelen bevindt zich achter een toegangspaneel in het zijpaneel rechtsachter, in de buurt van de achterklep. Op de schakelaar om de brandstofpomp uit te schakelen zit een rode resetknop.

De schakelaar voor uitschakelen van de brandstofpomp resetten

De schakelaar voor uitschakelen van de brandstofpomp resetten

Uw auto is uitgerust met een uitschakelfunctie van de brandstofpomp, die de stroom van brandstof naar de motor stopzet bij een gemiddelde tot ernstige botsing. Niet elke aanrijding veroorzaakt deze afsluiting.

Als uw auto na een aanrijding afslaat, dan kunt u deze opnieuw starten door het volgende te doen:

  1. Zet het contact uit.
  2. Controleer het brandstofsysteem op lekkages.
  3. Als er geen lek zichtbaar is, reset dan de schakelaar om de brandstofpomp uit te schakelen door het toegangspaneel te openen en de resetknop in te drukken.
  4. Zet het contact in de stand aan. Wacht enkele seconden en zet het contact dan weer in de stand uit.
  5. Controleer verder op lekken in het brandstofsysteem.
  6. Start uw auto opnieuw als er geen lekken zichtbaar zijn.

Het voertuig starten met hulpstartkabels

WAARSCHUWING

Bij accu's komen explosieve gassen vrij, die tot persoonlijk letsel kunnen leiden. Zorg daarom dat er geen vuur, vonken of verlichting bij de accu in de buurt zijn. Wanneer u in de buurt van een accu werkt, moet u uw gezicht steeds afschermen en uw ogen beschermen. Zorg steeds voor goede ventilatie.

Houd accu's buiten het bereik van kinderen. Accu's bevatten zwavelzuur. Voorkom contact met huid, ogen of kleding. Wanneer u in de buurt van een accu werkt, moet u uw ogen beschermen tegen mogelijke spatten van de zuuroplossing. Wanneer accuzuur op de huid of in de ogen komt, spoel dan onmiddellijk en gedurende minstens 15 minuten met water af en zorg direct voor medische hulp. Zoek direct medische hulp wanneer accuzuur is doorgeslikt.

Uw auto voorbereiden

N.B.: Gebruik uitsluitend een 12V-voeding om uw auto te starten.

N.B.: Ontkoppel de accu van de stilgevallen auto niet, omdat dit het elektrische systeem van de auto kan beschadigen.
  1. Parkeer het voertuig waarop u startkabels wilt aansluiten zo dicht mogelijk bij de stilgevallen auto. Zorg er daarbij voor dat de twee voertuigen elkaar niet raken. Trek de parkeerremmen van beide voertuigen aan en blijf uit de buurt van de koelventilator van de motor en andere bewegende onderdelen.
  2. Controleer alle accuaansluitingen en verwijder eventueel buitensporige hoeveelheden corrosie voordat u de accukabels aansluit. Controleer of alle ventilatiedoppen stevig en vlak vastzitten.
  3. Zet de verwarmingsventilatoren van beide voertuigen aan als bescherming tegen piekstroom. Schakel alle andere accessoires uit.
De hulpstartkabels aansluiten

N.B.: In de afbeelding wordt de onderste auto gebruikt om de hulpaccu (de voedingsbron) aan te duiden.

De hulpstartkabels aansluiten

  1. Sluit de positieve (+) hulpstartkabel aan op de positieve (+) pool van de lege accu.
  2. Sluit het andere uiteinde van de positieve (+) kabel aan op de positieve (+) aansluiting van de hulpaccu.
  3. Sluit de negatieve (-) kabel aan op de negatieve (-) aansluiting van de hulpaccu.
  4. Sluit ten slotte de negatieve (-) kabel aan op een zichtbaar metalen deel van de motor van de stilgevallen auto, uit de buurt van de accu en de carburator of het systeem voor brandstofinspuiting.
N.B.: Sluit de negatieve (-) kabel niet aan op brandstofleidingen, motorafdekkingen, het inlaatspruitstuk of elektrische onderdelen als massapunten.
WAARSCHUWING

Sluit het uiteinde van de tweede kabel niet aan op de minpool (-) van de te starten accu. Een vonk kan ervoor zorgen dat de gassen rond de accu exploderen.

Zorg ervoor dat de kabels niet met ventilatorbladen, riemen, bewegende onderdelen van beide motoren of onderdelen van het brandstoftoevoersysteem in aanraking kunnen komen.

Startkabels gebruiken

  1. Start de motor van de hulpauto en laat de motor met enigszins verhoogde toeren draaien.
  1. Start de motor van de stilgevallen auto.
N.B.: Voor auto's met een handgeschakelde transmissie: als de accu leeg raakt of u een nieuwe accu installeert, zal de motor pas starten wanneer u het koppelingspedaal twee seconden ingedrukt houdt en het koppelingspedaal daarna loslaat en twee seconden wacht, met de sleutel in de stand AAN gedraaid en de motor uit.
  1. Zodra de stilgevallen auto is gestart, laat u beide motoren nog eens drie minuten draaien voordat u de hulpstartkabels loskoppelt.
De hulpstartkabels verwijderen

Verwijder de hulpstartkabels in omgekeerde volgorde van aansluiten.

N.B.: In de afbeelding wordt de onderste auto gebruikt om de hulpaccu (de voedingsbron) aan te duiden.

De hulpstartkabels verwijderen

  1. Houd de hulpstartkabel weg van het geaarde metaaloppervlak.
  2. Maak de hulpstartkabel los van de negatieve (-) aansluiting van de accu van de hulpauto.
  3. Maak de hulpstartkabel los van de positieve (+) aansluiting van de accu van de hulpauto.
  4. Maak de hulpstartkabel los van de positieve (+) pool van de accu van de stilgevallen auto.
Zodra de stilgevallen auto is gestart en de hulpstartkabels zijn verwijderd, laat u de motor een paar minuten stationair draaien zodat de motorcomputer de omstandigheden voor stationair draaien opnieuw kan aanleren.

Waarschuwingssysteem na een aanrijding

Het systeem doet de lampjes van de richtingaanwijzers knipperen bij een ernstige botsing waarbij een airbag (voor, zij, zijgordijn of Safety Canopy) of de gordelspanners worden geactiveerd.

De lampjes gaan uit wanneer:

PLUS SIMILAIRE:

 Chevrolet Spark. Voorstoelen

Stoelpositie Waarschuwing Alleen met een correct ingestelde stoel rijden.  Met zitvlak zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. De afstand tot de pedalen zo instellen dat de benen bij het intrappen van de pedalen licht gebogen zijn. De passagiersstoel voorin zover mogelijk

 Chevrolet Spark. Persoonlijke instellingen

U kunt de auto aan uw persoonlijke wensen aanpassen door de instellingen in het informatiedisplay te wijzigen. Afhankelijk van het uitrustingsniveau, zijn sommige van de hieronder beschreven functies eventueel niet aanwezig. Druk op CONFIG terwijl het contact is AANgezet en het Infotainmentsys