Ford Ka+: Waarschuwings- en indicatielampen
De volgende waarscrolelampen waarschuwen u voor een voertuigconditie die ernstig zou kunnen worden. Sommige lampen gaan branden wanneer u de motor start om aan te geven dat ze werken. Indien een van de lampen blijft branden nadat de motor is gestart, dient u het betreffende systeem te controleren voor meer informatie.
N.B.: Sommige waarschuwingsindicaties verschijnen in het informatiedisplay en werken op dezelfde wijze als een waarschuwingslamp maar gaan niet branden wanneer u de motor start.Waarschuwingslamp antiblokkeersysteem
Brandt deze lamp tijdens het rijden, dan wijst dit op een storing. U
beschikt nog steeds over het normale remvermogen (echter zonder
antiblokkeersysteem) tenzij de waarschuwingslamp van het remsysteem
ook brandt. Laat uw auto door een erkende dealer controleren.Waarschuwingslamp accu
Indien dit lampje tijden het rijden gaat branden, wijst dit op een
storing. Schakel alle overbodige stroomverbruikers uit. Laat uw auto
onmiddellijk door een erkende dealer controleren.Waarschuwingslamp remsysteem
Deze gaat branden wanneer u de parkeerrem inschakelt bij
ingeschakeld contact.Gaat deze lamp tijdens het rijden branden, controleer dan of de parkeerrem nog is ingeschakeld. Als de parkeerrem niet is ingeschakeld, duidt dit op een systeemstoring. Laat uw auto onmiddellijk door een erkende dealer controleren.
WAARSCHUWINGRichtingaanwijzerRijden met uw auto terwijl de waarschuwingslamp is ingeschakeld, is gevaarlijk. Een aanzienlijke vermindering van de remprestaties kan dan optreden. Het duurt langer voordat u de auto tot stilstand hebt gebracht. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. Over langere afstanden rijden terwijl de parkeerrem ingeschakeld is, kan het uitvallen van de remmen en persoonlijk letsel veroorzaken.
Deze lamp gaat branden wanneer de linker of rechter
richtingaanwijzer of de alarmknipperlichten wordt ingeschakeld.
Blijven de controlelampjes ingeschakeld of gaan deze sneller
knipperen, controleer dan op een doorgebrande gloeilamp. Zie Gloeilampen vervangen.
Deze lamp gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld en
blijft branden indien een portier, de motorkap of de achterklep niet
goed is gesloten.
WAARSCHUWINGRijd niet verder als de lamp gaat branden tijdens het rijden, zelfs als het oliepeil correct is. Laat uw auto controleren.
Wanneer de lamp na het starten blijft branden of oplicht tijdens het
rijden, dan wijst dit op een storing. Breng de auto tot stilstand
zodra dit veilig kan en schakel de motor uit. CONTROLEER het
koelvloeistofpeil. Zie Motorkoelvloeistof controleren.Waarschuwingslampje motorolie
WAARSCHUWINGRijd niet verder als de lamp gaat branden tijdens het rijden, zelfs als het oliepeil correct is. Laat uw auto controleren.
Wanneer het lampje bij draaiende motor of tijdens het rijden gaat
branden, wijst dit op een storing. Breng de auto tot stilstand zodra
dit veilig kan en schakel de motor uit. Controleer het
motoroliepeil. Zie Motorolie controleren.Waarschuwingslampen motor
Waarschuwingslamp storing motorregelingAlle voertuigen
Indien een van deze lampjes bij draaiende motor gaat branden, dan wijst dit op een storing. De motor blijft draaien maar levert wellicht minder vermogen. Wanneer deze tijdens het rijden knippert, minder dan onmiddellijk snelheid. Blijft de lamp knipperen, vermijd dan snel optrekken en krachtig afremmen. Laat uw auto onmiddellijk door een erkende dealer controleren. Laat deze storing onmiddellijk controleren.
Als beide lampen samen gaan branden, brengt u auto zo snel mogelijk tot stilstand wanneer dit veilig kan. Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot verminderd vermogen. Zet de auto van contact en probeer de motor te starten. Laat de auto onmiddellijk door een erkende dealer controleren als de motor kan worden gestart. Als de motor niet kan worden gestart, laat dan de auto controleren alvorens verder te rijden.Waarschuwingslamp airbag voor
Indien deze niet gaat branden wanneer u de motor start, blijft
knipperen of ingeschakeld blijft, wijst dit op een storing. Laat uw
auto door een erkende dealer controleren.Controlelampje mistlampen vóór
Dit lampje gaat branden wanneer u de mistlampen vóór inschakelt.Controlelampje koplampen
De controlelamp gaat branden wanneer u het dimlicht van de koplamp,
de zijlichten of de achterlichten inschakelt.Controlelampje grootlicht
Het gaat branden wanneer u het grootlicht inschakelt. Het knippert
wanneer u een lichtsignaal geeft.Hellingstart
Brandt deze lamp tijdens het rijden, dan wijst dit op een storing.Waarschuwingslamp laag brandstofpeil
Wanneer deze lamp brandt, dient u zo spoedig mogelijk te tanken.Waarschuwingslampje motorelektronica (MIL)
De motorstoringslamp gaat branden wanneer u het contact aanzet voordat de motor wordt gestart, om het lampje te controleren.
Als het lampje blijft branden nadat u de motor start, geeft dit aan
dat het on-board diagnosesysteem een storing in het
emissieregelsysteem heeft gedetecteerd.
N.B.: Als de benzinemotor bij hoge uitlaattemperaturen overslaat, kan schade aan de katalysator of andere delen van de auto ontstaan.
Stuurbekrachtiging
Als deze lamp brandt tijdens het rijden, dan wijst dit op een
storing van het stuurbekrachtigingssysteem. De auto blijft volledig
bestuurbaar, maar hiervoor is meer kracht vereist. Laat het systeem
zo snel mogelijk controleren door een erkende dealer.
De controlelamp gaat branden wanneer u de mistachterlichten
inschakelt.
Dit lampje gaat branden wanneer uw auto de kilometerstand of het
moment heeft bereikt (afhankelijk van wat het eerst komt) waarop
geplande onderhoudstaken moeten worden uitgevoerd volgens de
tabellen voor gepland onderhoud.
Zie Waarschuwing veiligheidsgordel.
Het lampje gaat branden om aan te geven dat schakelen naar een
hogere of lagere versnelling kan zorgen voor betere prestaties, een
lager brandstofverbruik of een lagere uitstoot. Gaat niet branden
niet tijdens stevige acceleratie, wanneer u remt of het
koppelingspedaal intrapt.
Gaat branden wanneer de bandenspanning laag is. Als het lampje
blijft branden terwijl de motor draait of tijdens het rijden,
controleer dan zo snel mogelijk de bandenspanning.
Snelheidsregeling
Het gaat branden wanneer u deze functie inschakelt.Controlelamp aandrijf- en stabiliteitsregeling
De lamp knippert tijdens het rijden wanneer het systeem werkt.
Indien dit lampje na het inschakelen van het contact niet brandt of
indien het tijdens het rijden continu brandt, wijst dit op een
storing. Bij storingen wordt het systeem uitgeschakeld. Laat uw auto
zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren.Aandrijf- en stabiliteitsregeling uit
Deze gaat branden wanneer u het systeem uitschakelt. Deze dooft
wanneer u het systeem weer inschakelt of wanneer u het contact
uitschakelt.